top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverSerge Vergeylen

Hervorming pandrecht : Een verruiming en een aardverschuiving?


Op 1 januari 2018 wordt de hervorming van het pandrecht van kracht.

Een pandhouder kan exclusief aanspraak maken op het onderpand. Hij hoeft het niet te delen met andere schuldeisers. Hij heeft een absolute zekerheid en zijn rechten zijn niet afhankelijk van andere schuldeisers. De rechtspositie van de gewone schuldeisers staat daar in schril contrast mee. De gewone schuldeiser is nooit zeker. Als zijn schuldenaar niet meer kan betalen, is het zelden zeker dat hij aanspraak kan maken op de opbrengst van de eigendommen van de schuldenaar. De positie van de gewone schuldeiser hangt zowel af van de karakteristieken van zijn vordering als van die van de andere schuldeisers, met wie hij in concurrentie komt.

De vraag is waarom er niet meer wordt gebruikgemaakt van de zekerheid van het pand. Het antwoord is dat de formaliteiten voor het vestigen van een pand zwaar en nogal gebruiksonvriendelijk zijn. Het is noodzakelijk dat de eigenaar buiten het bezit van het in pand gegeven goed wordt gesteld. Onder het huidige recht is er maar één geval waarin een pand kan worden gevestigd zonder zo’n buitenbezitstelling: het pand op een handelszaak. Dat betekent dat de eigenaar kan blijven ondernemen. Het prerogatief van dat bezitloze pand berust op een wet van 1919 en verstrekt uitsluitend aan banken de mogelijkheid een pand op een handelszaak te nemen.

Op 1 januari 2018 wordt dat totaal anders.

Het bezitloze pand wordt dan algemeen ingevoerd: een goed dat in pand wordt gegeven, hoeft dan niet langer te worden overgedragen aan de pandhouder. De eigenaar kan het goed blijven gebruiken. Het pand wordt ingeschreven in een publiek toegankelijk register. De formaliteiten zijn daarmee sterk vereenvoudigd. Het pand kan bovendien snel en tegen een beperkte kostprijs worden gevestigd.

Achtergrond

In De Pandwet van 2 augustus 2013, verschenen in het Belgisch Staatsblad als de wet van 11 juli 2013, moderniseerde de wetgever het Belgische pandrecht met de wet tot hervorming van de roerende zakelijke zekerheden, de zogenaamde Pandwet. Deze wet voert in hoofdzaak een nieuw regime in voor de verpanding van lichamelijke roerende goederen en schuldvorderingen. De wetgever wil door de optimalisatie van de zekerheidsinstrumenten bijdragen aan een verruiming van de kredietmogelijkheden. De Pandwet maakt het onder andere mogelijk om een pand te vestigen op lichamelijke roerende goederen (zoals materiaal of voorraden) door registratie in een pandregister, zonder dat het nodig is om deze goederen effectief uit het bezit van de schuldenaar te halen. Het is vertraging bij de ontwikkeling van dit pandregister die zorgde voor een nieuw uitstel. De inwerkingtreding van de Pandwet was oorspronkelijk voorzien op 1 december 2014 en werd reeds uitgesteld tot 1 januari 2017. Nu wordt ze opnieuw uitgesteld tot 1 januari 2018, met de mogelijkheid om de wet vervroegd in werking te laten treden bij koninklijk besluit.

Openbaar pandregister De Pandwet beperkte de toegang tot het pandregister aanvankelijk tot bepaalde categorieën van personen. Deze beperking werd vanuit de praktijk als erg belemmerend beschouwd en strookt niet met de bedoeling van de wetgever om in een transparant publiciteitsregime te voorzien. Het is namelijk essentieel voor een goede werking van het registerpand dat derden dit register kunnen raadplegen. Denk maar aan de kredietgever die de kredietwaardigheid van zijn schuldenaar wil nagaan of een koper die geen bezwaard goed wil aankopen. De wetgever kwam tegemoet aan deze bezwaren en maakte het pandregister openbaar. De raadpleging van het register wordt weliswaar afhankelijk gemaakt van een retributie, maar de algemene verwachting is dat dit bedrag relatief laag zal zijn.

Nieuwe regels inzake uitwinning De uitwinning van pandrechten wordt sterk vereenvoudigd wanneer het gaat om pandgevers die geen consument zijn. Ingeval van niet-betaling door de schuldenaar wordt het voor de pandhoudende schuldeiser mogelijk om over het bezwaarde goed te beschikken mits een voorafgaande kennisgeving van het voornemen van uitwinning. Deze kennisgeving doet een wachttermijn van in principe tien dagen lopen. Uitwinning dient steeds te goeder trouw en op een economisch verantwoorde wijze te gebeuren. Voorafgaande rechterlijke tussenkomst van de bevoegde beslagrechter is mogelijk op verzoekschrift van de pandhouder, pandgever of een belanghebbende derde. Bovendien bestaat tevens de mogelijkheid van een rechterlijke controle a posteriori omtrent de wijze van uitwinning en de aanwending van de opbrengst. Tenslotte voorziet de Wet Roerende Zekerheden ook in de mogelijkheid van toeëigening van de goederen door de pandhouder, mits akkoord tussen partijen. Indien de pandgever een consument is, dan zijn de regels strikter. Bij niet-betaling door de pandgever-consument mag de pandhouder niet zonder meer over het pand beschikken; hiertoe is een rechterlijke tussenkomst vereist. Voor consumenten-pandgevers geldt daarenboven dat de waarde van het verpande goed niet hoger mag zijn dan het dubbel van de gewaarborgde schuldvordering.

Verdwijning van registerpand op schuldvorderingen De oorspronkelijk tekst van de nieuwe Pandwet voorzag in de mogelijkheid om een registerpand te vestigen op schuldvorderingen. Dit registerpand op schuldvorderingen verdwijnt. Het nieuwe pandregime blijft daarmee volledig in lijn met de huidige bepalingen (art. 2075 BW), waarbij de schuldeiser het bezit van een in pand gegeven schuldvordering verkrijgt door het sluiten van de pandovereenkomst. Toch kunnen schuldvorderingen nog steeds deel uitmaken van het registerpand op de universaliteit (het nieuwe veralgemeende "pand op de handelszaak").

Mogelijkheid tot inschrijving van eigendomsvoorbehoud De wetswijziging verduidelijkt voor zoveel als nodig dat het mogelijk is om ook een eigendomsvoorbehoud in te schrijven in het pandregister. Deze inschrijving is niet noodzakelijk voor de geldigheid of de tegenwerpelijkheid van het voorbehoud, maar kan wel nuttig zijn, bijvoorbeeld bij het beslechten van een rangconflict met een hypothecaire schuldeiser wanneer de goederen onder eigendomsvoorbehoud onroerend zijn geworden door incorporatie.

Wij kunnen besluiten dat de positie van de kredietnemer sterk verandert. Als hij zijn aflossingen niet langer kan voldoen, komt hij sneller in de greep van zijn schuldeisers terecht. Die greep van de schuldeisers zal veel directer zijn dan vandaag. De schuldeisers kunnen sneller tot uitwinning overgaan.

Wat voor de financiële sector enerzijds een aardverschuiving kan veroorzaken, zal anderzijds voor de kredietnemer een verruiming kunnen betekenen in de mogelijkheden om een krediet te nemen.

De ondernemingen kunnen hiermee extra leverancierskredieten lospeuteren of extra zekerheden inbouwen in hun commerciële activiteiten.

Maar er zijn dus ook schaduwkanten. Wie na de invoering van het bezitloze pandrecht de kredietwaardigheid van een klant wil beoordelen, zal rekening moeten houden met het pand dat al aan andere schuldeisers is toegekend. Het zorgt er immers voor dat de resterende waarde van de onderneming voor de gewone schuldeisers daalt.


bottom of page