Werkgevers zullen in 2017 meer moeten betalen voor het ter beschikking stellen van een bedrijfswagen aan hun werknemer die ook een tankkaart omvat. De verhoging van het werkgeversgedeelte van het voordeel van alle aard stijgt in dit geval van 17% naar 40%. De maatregel heeft voor de werknemers geen gevolgen.
De regering heeft dit maal gekozen voor een maatregel die uitsluitend de werkgevers treft onder de vorm van een verhoging van de belastbare basis in de vennootschapsbelasting. De maatregel is op zich niet nieuw. Sinds enkele jaren wordt 17% van het belastbare voordeel van alle aard aan de belastbare basis toegevoegd in de vennootschapsbelasting indien een werkgever aan zijn werknemer een voertuig ter beschikking stelt voor privé en/of woon-werkverkeer. Deze regel geldt ook indien een vennootschap aan zijn vennoot of bedrijfsleider een voertuig ter beschikking stelt. De huidige 17% wordt verhoogd tot 40% indien gratis brandstof ter beschikking wordt gesteld samen met het voertuig. Pittig detail vormt het feit dat deze bijdrage niet kan verrekend worden met eventuele overdraagbare verliezen in de vennootschap en dus in elk geval zal moeten betaald worden. Ook vzw’s die aan de rechtspersonenbelasting onderworpen zijn dienen de bijdrage te betalen.
Vandaag voorzien de meeste bedrijven een voertuig voor hun werknemers of bedrijfsleiders met een vaak onbeperkte tankkaart. De tankkaart wordt vandaag geacht begrepen te zijn in het voordeel van alle aard en leidt niet tot een hoger belastbaar voordeel. Indien de werkgever de brandstofkosten voor zijn rekening neemt, wordt de huidige bijdrage in de nieuwe regeling van 17 % verhoogd naar 40 %. Het ontwerp van wet gebruikt niet specifiek het woord tankkaarten, maar spreekt van brandstofkosten. Dit betekent dat indien een werknemer geen tankkaart ontvangt maar de kosten laat terugbetalen via onkostennota’s, de bijdrage van 40 % ook zal gelden. De 40 %-regel zal ook gelden indien de vennootschap slechts een deel van de brandstofkosten voor haar rekening neemt, dus vanaf de eerste eurocent.
Bepaalde situaties worden dubbel getroffen door een tweede aanpassing van de huidige principes. Tot vandaag konden bij de berekening van de huidige 17% vennootschapsheffing de eigen bijdragen van de werknemer of de bedrijfsleider verrekend worden. Dit had tot gevolg dat in bepaalde gevallen het voordeel tot nul werd herleid en er dus geen vennootschapsheffing diende te worden betaald op het voordeel. In de nieuwe regeling is deze verrekening van de eigen bijdrage niet meer toegestaan. De 17 % (of 40 %) bijdrage moet voortaan berekend worden op het volledige voordeel van alle aard dus zonder rekening te houden met een eventuele bijdrage van de werknemer of bedrijfsleider. In deze specifieke gevallen zal de heffing voor de werkgever dus fors stijgen van 0 % naar 40%. Dit betekent dat het systeem van eigen bijdrage dat vaak bij bepaalde firma’s wordt gebruikt om zo duurdere wagens te kunnen aanbieden fiscaal minder aantrekkelijk wordt. (Foto link programmawet 5.12.2016)